Johannes Lodewijk Dulcken jr.
1761 - 1768
Johannes Lodewijk Dulcken wordt in de zomer van 1761 geboren in het gezin van Johan Lodewijk Dulcken en Catharina Koning en op 9 augustus 1761 in de Gereformeerde Kerk in Amsterdam/ Sloterdijk gedoopt. Zijn roepnaam is Louis. Hij heeft een broer, Daniël Lodewijk, die een jaar oud is en een grote zus, Susan Maria, die vier is. Zijn vader is meester orgel- en clavecimbelbouwer en ze wonen naast het Kartuizer kerkhof in Amsterdam.
Als kleine baby, nog geen half jaar oud, verhuist hij begin 1762 naar Hasselt. Daar heeft zijn vader een groot huis gehuurd in de Nieuwstraat.
Van zijn leven in Hasselt is in de archieven niets terug te vinden, maar wel is er een beeld te schetsen van zijn woonomgeving en de gebeurtenissen die daar in zijn jonge leven plaatsvinden. Misschien dat hij zich later het volgende herinnert van zijn jeugd in Hasselt:
Wanneer hij haast twee is wordt er een broertje geboren. Zijn ouders noemen hem Johan Daniël, naar zijn beroemde grootvader. Helaas wordt dit broertje nog geen jaar oud. Op 20 april 1764 wordt hij begraven op de begraafplaats achter de Gereformeerde Kerk. Nog in datzelfde jaar wordt op 22 juli weer een broertje geboren die opnieuw Johan Daniël genoemd wordt.
1765
Johannes Lodewijk is nu oud genoeg om de wereld buiten het huis te verkennen.
Het huis van zijn ouders staat aan de Nieuwstraat; deze straat loopt van de Markt, waar het raadhuis staat, naar de gracht. Over de gracht ligt een brug met in de gracht een sluis die ook dienstdoet als waterkering. Aan de overkant van de gracht staat, aan de Gasthuissteeg, een oud kloostergebouw; de steeg loopt uit op een bolwerk met stadsmuren.
C. Springer, het oude Gasthuis aan de Gasthuissteeg.(1862)
Langs de Nieuwstraat, bestraat met kinderkopjes, staan huizen en de werkplaats van een smid. Rechts van zijn huis is de Regenboogstraat, vroeger ook wel Ragebolsteeg genoemd. In de Regenboogsteeg is een tabaksplantage die toebehoorde aan de familie Van Benthem, en ook een dakpannen fabriek. Beide worden niet meer gebruikt, maar je kunt nog zien waar ze hebben gestaan. Achter hun huis is een grote tuin, waar zijn vader groenten verbouwt. Tussen de tuin en de Regenboogstraat staat een muur, met aan het einde een doorgang naar de straat.
In het voorjaar van 1766 wordt Johannes Ferdinandus geboren en op 16 maart gedoopt. Het jongetje sterft voordat het een half jaar oud is. Opnieuw is er verdriet in het gezin.
Ondertussen wordt Johannes Lodewijk zes jaar, de leeftijd waarop hij naar school kan. Dit betekent dat hij les krijgt in lezen, spellen, cijferen en schrijven. Om deze basisvaardigheden te kunnen leren, moeten zijn ouders jaarlijks 18 gulden betalen. Hij kan elke morgen en middag naar school en is op woensdagmiddag vrij.
In januari 1768 wordt er weer een broertje geboren, dat op 13 januari wordt gedoopt. Zijn ouders noemen hem Ferdinandus. Het jongetje leeft maar een maand en opnieuw is er verdriet. Helaas is het gewoon dat kinderen op jonge leeftijd overlijden. Een groot gedeelte van de kinderen haalt de twintig jaar niet. Kinderen overlijden aan kinderziektes, slecht drinkwater en doordat ouders in armoedige omstandigheden verkeren.
Wanneer Louis door de straten van Hasselt loopt ziet hij de armoede overal. De huizen worden slecht onderhouden; soms zijn het krotten. Op sommige plaatsen waar de huizen zijn afgebroken, ontstaan lege plekken in de straat. Ook staan er veel boerderijen in de stad met vaak een mesthoop aan de kant van de straat. De goot, die zorgt voor de afvoer van regenwater, is soms open, maar vaak ligt er een plank overheen waardoor het minder vies is in de straat.
Op verschillende plekken ziet hij collectebussen hangen. Rijkere inwoners kunnen daar hun bijdrage in stoppen, waarmee arme mensen door de diaconie geholpen kunnen worden. In december 1768 wordt Johannes geboren. Zijn roepnaam is Jan. Hij wordt op tweede kerstdag gedoopt in de grote kerk. Ze zijn nu met vijf kinderen thuis; zijn oudste zus Susan Maria is net elf jaar.
Als ze naar de kerk gaan, zitten hij en zijn broertje en zusje bij moeder. Vader zit in een ander deel van de kerk bij de mannen. Dicht bij de hoofddeur staat een preekstoel. Meestal preekt dominee Noortbergh.
Interieur Hervormde Hasselt
Interieur Hervormde Kerk Hasselt.
In de kerk staat geen orgel; deze is 50 jaar geleden door blikseminslag en brand verwoest. De kerk en het stadsbestuur hebben geen geld om een nieuw orgel te laten maken. Zijn vader zou dat best kunnen; hij heeft vaker orgels gebouwd. Nu is de plek leeg en wanneer er gezongen wordt, is er een voorzanger die de melodie aangeeft. Hermen Huninck is organist, maar heeft sinds de brand van 1725 waarschijnlijk weinig meer te doen.
Zijn vader is vaak van huis; dan vertrekt hij met een beurtschipper naar Amsterdam, soms zelfs naar Middelburg.
Hij neemt dan een of twee klavecimbels mee. Deze sjouwen ze vanuit hun huis door de Nieuwstraat, over de Markt en dan via de Veersteeg naar de Veerpoort. Buiten de Veerpoort ligt het Zwartewater. Vandaar gaan de beurtschippers naar verschillende plaatsen aan de Zuiderzee. Iedere beurtschipper heeft zijn eigen bestemming. Zijn vader gaat vaak mee; dus hij kent alle schippers.
Wanneer vader weg is, werkt de knecht gewoon door aan de klavecimbels die in de werkplaats staan. De knecht woont ook bij hen thuis en heeft zijn slaapkamer helemaal boven in het huis.
Soms komt er een man aan de deur met een briefje, meneer Van der Werff. Hij is roedendrager en brengt een boodschap van de burgemeester of van de raad. Zijn vader moet dan weer op het raadhuis verschijnen. Soms is vader niet thuis en dan neemt moeder of zijn oudste zus het papiertje in ontvangst. Wanneer deze man aan de deur komt weet Louis al precies wat hij komt doen. Soms is er meer aan de hand, zoals toen de roededrager met enkele helpers twee clavecimbels meenamen.
1769
Wanneer Johannes Lodewijk acht jaar (1769) is koopt zijn vader het huis waar ze nu al zes jaar wonen, en in de Hofstraat koopt hij een werkplaats.
Dat is wel nodig want het huis in de Nieuwstraat wordt te klein. Omdat oma Dulcken bij hen is komen wonen, is er gebrek aan ruimte. Als oma, die in Brussel woonde, bij hen komt te wonen, is ze ± 65 jaar. Opa, die hij nooit gekend heeft, is al lang geleden overleden.
Zijn vader brengt allerlei materiaal naar de Hofstraat en richt daar zijn werkplaats in. (Perceel A262) Als Louis naar de werkplaats loopt, ziet hij in de Hofstraat kleine bedrijfjes en armoedige huisjes. Aan het einde van de straat staat een aantal huisjes naast elkaar die door de mensen de ‘Armenstraat’ genoemd wordt. Vaak is er, vanwege de stank, ruzie over de goot die door de Hofstraat loopt.
Werkplaats Dulcken links
Naast het woonhuis in de Nieuwstraat staat een groot gebouw, in bezit van de krijgsraad. Louis ziet er vaak mensen in- en uitgaan. ‘s Avonds komen daar de nachtwachten die twee aan twee door de stad gaan en soms hoort hij hen roepen. Een enkele keer is er ook een hele groep tegelijk; dan trekken de mannen in een colonne door de stad. De nachtwachten dragen wapens bij zich. ‘s Avonds is er vaak muziek te horen uit het huis van de krijgsraad. Dan is er een vergadering of feest als de gilden er vergaderen. De mensen noemen het huis dan ook wel Gildehuis.
Zijn vader heeft ruzie met de heren van de krijgsraad. De grote tuin die ze hadden, is een stuk kleiner geworden. Zijn vader heeft daarna een stuk grond gekocht achter de Wal, waar hij een tuin aangelegd heeft. De groente wordt in de herfst in de kelder opgeborgen. Elk jaar koopt vader in het najaar een koe of een varken, die hij laat slachten door de joodse slager Salomon Abrahams of Albert Berend van der Werff . Thuis wordt het vlees gerookt zodat ze de hele winter te eten hebben.
1772
Louis is ondertussen elf jaar geworden en groot genoeg om zelf de stad door te lopen. Als hij de Nieuwstraat uitloopt, komt hij bij de gracht waar vooral de rijke mensen wonen.
C. Springer, Tafereel aan de gracht in Hasselt.
C. Springer, Tafereel aan de gracht in Hasselt.
Overal in de stad staan olielantaarns, vooral in de rijkere buurten zoals de Hoogstraat en de Ridderstraat; zo'n dertig stuks. Een eindje verder komt hij bij de Venepoort, die toegang geeft tot de dijk naar Zwartsluis en de postweg naar Staphorst. Linksaf gaat hij langs de stadsmuur naar de Raampoort en komt daarmee door de arme buurt. Verderop komt hij bij de Veerpoort die de scheiding vormt tussen de stad en de kade met schepen. Langs de Vispoort loopt hij naar de Enkpoort, die toegang geeft tot de dijk naar Zwolle. Dit is een oude stenen dijk; bij een beetje storm klotst het water tegen de dijk. Nog een klein stukje langs de gracht en dan is hij weer thuis; een wandeling van ongeveer 1200 meter.
Het is duidelijk dat zijn woonplaats een klein vestingstadje is, aan de ene kant beschermd door het Zwarte Water en de andere kant door de veengebieden. Toch is het elk jaar in juni en september een drukte van belang in Hasselt. Dan komen de hannekemaaiers uit Hessen die in Hasselt de veerboot nemen naar Hoorn en Enkhuizen. De seizoenarbeiders gaan in Noord-Holland grasmaaien. In een maand tijd worden 10.000 arbeiders overgezet. Ze krijgen voor een of meerdere nachten onderdak in herbergen of bij mensen thuis. In september komen ze terug. Twee maanden in het jaar waarin de mensen zich verdringen in de straten, volle herbergen en vaak ruzie en lawaai. Louis hoort dan overal op straat Duits spreken.
Vaak is hij vanaf zijn huis over de Markt naar de werkplaats in de Hofstraat gelopen. Maar in januari 1772 is het wel bijzonder. Als hij bij het raadhuis op de Markt komt, weet hij dat zijn vader daar bovenin ergens gevangen zit. Gelukkig is hij snel weer vrij, maar het maakt wel diepe indruk op de jongen.
Iets anders wat diepe indruk maakt is dat er in dat jaar te weinig brood in Hasselt te koop is. Er is hongersnood, de bakkers hebben geen graan meer en meel is nergens te krijgen. Hij hoort dat de magistraat de stad Zwolle om hulp heeft gevraagd. Gelukkig is de stad daar in de gelegenheid om graan te kopen.
Opleiding
Als Louis de lagere school doorlopen heeft, kan hij naar de Franse school. Sinds enkele jaren heeft Lambert ter Bruggen een school gevestigd in het oude kloostergebouw in de Gasthuissteeg. Naast de gewone schoolvakken leert hij ook Frans, en thuis leert hij van zijn vader hoe hij een klavecimbel bouwt.
Zijn vader is ondertussen aan iets nieuws begonnen. Op zijn reizen door Holland heeft hij gehoord over een nieuwe manier van klavecimbels bouwen. In de werkplaats gaat hij het nieuwe mechaniek voor dit instrument uitproberen. Zijn vader laat zien, dat wanneer je een snaar met een soort hamertje aanslaat, je een heel ander geluid en klank kunt voortbrengen. Johannes Lodewijk vindt dit fascinerend. Zijn vader gelooft dat dit de toekomst is. Er zal een tijd komen dat alle klavecimbels op deze manier gebouwd zullen worden. Nu is het uitproberen op welke manier het mechaniek het beste werkt.
Waarschijnlijk is Louis vaak in de werkplaats te vinden. Hij leert al jong hoe hij met gereedschap moet omgaan en houdt ervan om heel precies te werken. Bij zijn vader krijgt hij een prima opleiding om later zelf ook mooie klavecimbels te bouwen. Hij wil straks in de voetsporen treden van zijn vader en zijn beroemde grootvader. Zo worden belangrijke bouwprincipes overgedragen van vader op zoon.
Zijn vader is nu steeds lange periodes afwezig. Bij zijn terugkomst vertelt hij over zijn werk in Antwerpen, de bouw van nieuwe klavecimbels en de verkoop ervan in Leuven en Gent. Daarnaast kan hij ook klavecimbels ombouwen en er een nieuw mechaniek inzetten. Er is veel vraag naar, dus is er werk genoeg. Misschien is Louis wel verschillende keren mee geweest naar Antwerpen. Heeft hij thuis bij vaders afwezigheid zich aan de Hofstraat verder bekwaamd in het bouwen van klavecimbels? Heeft hij uitgeprobeerd op welke manier het mechaniek van het instrument verbeterd kan worden? Heeft hij geëxperimenteerd met verschillende soorten hamertjes? Het is uit het verdere verloop van zijn leven duidelijk dat hij al op zeer jonge leeftijd bekwaam is in het maken van klavecimbels. De basis voor zijn latere werk is hier in Hasselt gelegd.
Aan het einde van zijn Hasselter periode maakt hij nog de storm van november 1775 mee. De zware storm zweept het water van de Noordzee en de Zuiderzee op. De dijken rond de Mastenbroekerpolder breken en het hele gebied komt onder water te staan. Wanneer Johannes Lodewijk op de stadsmuur naar het zuidwesten kijkt is het een grote watervlakte met hier en daar op een terp een boerderij omringd door water. Ook het water in de gracht stijgt tot gevaarlijke hoogte, maar de binnenstad van Hasselt loopt net niet onder.
Henk Poelarends ©2024
In samenwerking met Hans Meijer