In Hasselt gaat Louis aan het werk als orgel- en klavecimbelbouwer. In het pand aan de Nieuwstraat heeft hij een atelier en werkplaats ingericht. Ondertussen probeert Dulcken de klavecimbels te verkopen. Vanaf 1760 vinden we een aantal advertenties in de kranten. Zo is hij in de zomer van 1765 in Middelburg. De advertentie van 17 augustus vertelt dat ‘J.L. Dulcken, Mr. Orgel- en Clavecimbalmaker, alhier te Middelburg gearriveerd is, en medegebracht heeft twee magnifique Clavecimbals, dewelke uit de hand te koop gepresenteerd worden’.(4) Het blijkt dat de opbrengst van zijn orgels en klavecimbels niet genoeg is om thuis de kosten te kunnen betalen. In de loop van de jaren maakt hij schulden en moet hij geld lenen. Wanneer hij thuiskomt van de reis belooft hij de schulden zo snel mogelijk te betalen, maar vaak lukt hem dat niet. Omdat de verkoop van klavecimbels waarschijnlijk niet zo vlot verloopt, moet Dulcken geld lenen. Zo leent hij op 12 februari 1767 50 gulden van Abraham Amthuijzen; een glazenzetter/ schilder waar Dulcken op goede voet mee staat. Op 15 september leent hij nog een keer 200 gulden van hem.(5) Je helpt een vriend in nood.
Eind september 1768 klopt Dulcken weer bij Abraham Amthuijzen aan. Hij heeft geen geld om turf te kopen.(6) Abraham leent hem 30 gulden, maar omdat hij zelf dat geld ook niet heeft, geeft hij goederen in pand bij de bank van lening.(7) En op 14 november 1768 koopt Dulcken een ’slagtbeest’ bij Salomon Abrahams voor 73,00. Omdat hij dat niet kan betalen staat Amthuijzen borg. (8) Twee dagen later vindt er een merkwaardig voorval plaats. Dulcken heeft een vordering van 59 gulden op Margaretha Poortener doorverkocht aan Tede de Vries die nog geld van hem krijgt. Dulcken heeft daarvan geen bewijs. Dus gaat hij op 16 november naar haar toe en laat haar een schuldbekentenis tekenen. Amthuijzen is daarbij getuige.
Op 18 maart 1769 komt Abraham Amthuijzen bij Dulcken. Abraham vindt dat Dulcken moet beginnen met het aflossen van zijn schulden. Nu blijkt dat ook deze schuld nooit op papier gezet is. Amthuijzen vraagt om een geschreven schuldbekentenis. En die krijgt hij, ondertekend door ‘J.L. Dulcken en zijn houijsvrouw Catriena Koning’. In de schuldbekentenis staat dat ze 250 gulden hebben geleend en dat ze elk jaar in juli 50 gulden zullen terugbetalen, te beginnen in juli 1769. Daarnaast zal Dulcken ook 4% rente betalen over het openstaande bedrag.(9)
Op 23 maart 1769 koopt Dulcken van Tede de Vries, zijn huurbaas, het kleine pand aan de Nieuwstraat voor 400 gulden. Een fors bedrag wanneer je bedenkt dat De Vries dit pand 14 jaar eerder voor 100 gulden heeft gekocht.
Uit documenten blijkt echter dat Dulcken vanaf het moment van aankoop ook het grote pand ernaast bezit. Dulcken laat zijn huis aan de Nieuwstraat opknappen door glazenier Amthuijzen. Mogelijk was het huis tijdens de verhuur verwaarloosd. Het kan ook zijn dat er schade ontstaan is door een herfststorm, want het naastgelegen pand van de krijgsraad wordt op datzelfde moment door Klaas Admiraal voorzien van nieuwe ramen. Op verschillende plekken worden de ramen vervangen. Het gaat gedeeltelijk om glas-in- lood-ramen en om vensters waar blank glas in komt.(10) Amthuijzen is van november 1770 tot juni 1771 bezig met het reparatiewerk. De rekening geeft een mooi beeld van de indeling van het huis. Tot dusver lijkt de verstandhouding tussen Amthuijzen en Dulcken prima. Dulcken leunt wel erg op Amthuijzen, hij leent veel, maar lost niets af. Amthuijzen probeert dat in goed overleg op te lossen, maar dat gaat niet.
Op 23 november 1771 neemt Abraham Amthuijzen advocaat R. Sandberg in de arm en deze vraagt beslaglegging (panding) op een aantal klavecimbels uit de werkplaats van Dulcken.(11) Het blijkt dat Dulcken nog niets heeft terugbetaald van zijn schuld uit 1767. Hij staat nog steeds 250 gulden in het rood. Op 27 november komt de roedendager bij Dulcken om te zeggen dat hij op 2 december op het raadhuis moet verschijnen om zich te verantwoorden.(12) Dulcken komt direct in akte. Hij vraagt Grevensteijn en Van Dingstee om pandkering aan te vragen om inbeslagname van zijn klavecimbels te voorkomen.(13) Zij sturen een brief aan de magistraat met de vraag om welke instrumenten het gaat; de instrumenten die klaar staan om afgeleverd te worden bij de koper, de klavecimbels die in aanbouw zijn of de klavecimbels die in reparatie zijn gegeven. Ze kunnen niet zomaar verkocht worden, omdat er eigenaars zijn die op de instrumenten wachten.(14) Op 2 december wordt Tede de Vries als borg voorgedragen. De pandkering wordt voorlopig aanvaard en op 20 december laat Tede de Vries weten dat hij officieel borg voor Dulcken is.(15) Helaas voor Dulcken, maar Amthuijzen neemt daarmee geen genoegen. Op 3 januari 1772 komt de roededrager opnieuw bij Dulcken aan de deur en verzoekt hem om 7 januari op het raadhuis te verschijnen. Hij krijgt de boodschap mee dat er binnen veertien dagen betaald moet worden met geld, of anders zal na zes weken inbeslagname plaatsvinden.(16) In januari 1772 wordt Dulcken om onduidelijke reden enige tijd opgesloten in de gevangenis in Hasselt.
Waarschijnlijk heeft Dulcken in maart 1772 zijn schuld van 250 gulden afgelost, hetzij door geld te geven, hetzij dat een van zijn klavecimbels door de magistraat wordt verkocht. Amthuizen heeft namelijk weer panding aangevraagd.(17) Maar het proces loopt door want vervolgens komt Amthuijzen met de eis dat ook de lening voor de turf, het slagtbeest en de werkzaamheden van het ruitenzetten betaald wordt. Op 7 juli 1772 schrijft Grevensteijn een verweerschrift waarin hij aangeeft dat de rekening voor de ruiten nieuw is. Er is nooit eerder een rekening aan Dulcken gegeven en ook nooit een aanmaning. En van de betalingen voor turf en het koebeest bestaat geen schriftelijk bewijs. Dus panding is onrechtvaardig. En zo sleept de zaak verder.(18) In de loop van 1772 en 1773 ontmoeten de advocaten elkaar haast wekelijks op het raadhuis. Het gaat om het ontbreken van schriftelijke bewijzen waar een handtekening van Dulcken op staat. Wanneer er wel een handtekening staat, moet Dulcken komen om te bevestigen dat het inderdaad zijn handtekening is. Het gaat om kopieën en het ontbreken van kopieën van uitspraken van de rechtbank. Het gaat om het eisen van panding en het geven van pandwering. Een juridisch gevecht dat totaal vastloopt. Daarbij komt nog dat Dulcken vaak afwezig is en zijn advocaten niet willen aangeven waar hij zich ophoudt.(19)
Het jaar 1776
Op 7 mei 1776 vindt er in het Raadhuis van Hasselt een belangrijke vergadering van Schepenen en Raden plaats.(20) Het voelt voor Dulcken als de afsluiting van een lange periode van onenigheid en processen. Op deze vergadering zijn aanwezig: twee leden van de magistraat, Johannes Lodewijk Dulcken, Abraham Amthuijzen, en Hendrik Tracy de Wilde. Waarschijnlijk zijn ook Grevensteijn en Waterham
als advocaten aanwezig. Het proces van Amthuizen tegen Dulcken loopt ten einde. Eind 1773 heeft Amthuijzen nog een keer geprobeerd het geld terug te krijgen. Er ontstaat onenigheid omdat secretaris Exalto D’Ameras nalatig is geweest om de zaak administratief te regelen. Dulcken en de secretaris kunnen niet met elkaar overweg.
Grevensteijn zegt daarover: ‘de pandweerder (Dulcken) is niet in goede harmonie met de secretaris’. (21) En dat is nog zacht uitgedrukt. Waarschijnlijk heeft Amthuijzen niet
kunnen bewijzen dat zijn vorderingen terecht zijn en ontvangt hij zijn geld niet.(22) De magistraat kan hem daarin niet helpen. Amthuijzen gaat daarna in beroep bij de Ridderschap en Steden. (23) De Staten van Overijssel leggen zijn verzoek neer bij de magistraat van Steenwijk. Grevensteijn schrijft in maart 1776 een felle brief als reactie. De magistraat van Hasselt en Amthuijzen spelen onder een hoedje. Normaal zou de magistraat nooit adviseren bij de Staten in beroep te gaan. Grevensteijn zegt dat de magistraat uit pure rancune ten opzichte van Dulcken handelt. Hij verwijt de magistraat: ’Dat zijn principaal seedert eenige tijd zijn kostwinning op een andere plaats heeft moeten voorzetten, daartoe heeft de Magistraat van Hasselt niet weinig gecontribueerd’.(24) Op de vergadering van 7 mei 1776 vindt de ’eindafrekening”plaats. Dulcken wordt in het gelijk gesteld.
Na deze mei-maand zijn er nog weinig processen waarin Dulcken een rol speelt. Er is een periode afgesloten. Waarschijnlijk is het nooit weer goed gekomen tussen Dulcken en Amthuijzen. Dulcken verhuist met zijn vrouw en kinderen naar Antwerpen. Daar bouwt hij pianofortes, een nieuwe uitvinding die hij in verschillende Vlaamse steden verkoopt. Johannes Lodewijk Dulcken jr Johannes Lodewijk de zoon van Louis krijgt zijn opleiding bij zijn vader in Hasselt. Wanneer zijn ouders in 1776 naar Antwerpen verhuizen, gaat hij mee. Waarschijnlijk is hij in Antwerpen direct gaan meewerken in de werkplaats van zijn vader die zijn nieuwe vinding steeds verder verbetert. Waarschijnlijk waren de Dulckens, vader en zoon zeer succesvol. Zelfs zo succesvol dat dit wordt opgemerkt door Karl Theodor von der Pfalz, de keurvorst van Beieren. Karel Theodoor is een groot muziekliefhebber en bespeelt zelf ook een instrument
(fluit). Hij vraagt Johannes Lodewijk jr. om in 1779 mee te gaan naar München. Hij is dan pas 18 jaar. Zo jong en dan al erkend als geniale clavecimbelbouwer. (25)
4 Middelburgsche Courant van 17 augustus 1765.
5 NL-ZlCO, 0058.2, inv.nr. 475.
6 NL-ZlCO, 0058.1, inv.nr 3206, p. 38 en inv.nr. 3172 p. 250.
7 NL-ZlCO, 0058.2, inv.nr. 475, p. 25.
8 NL-ZlCO, 0058.2, inv.nr. 475, p. 5.
9 NL-ZlCO, 0058.2, inv.nr. 475, p.21 en 39, schuldbekentenis.
10 NL-ZlCO, 0058.2, inv.nr. 475, p. 21
11 NL-ZlCO, 0058.2, inv.nr. 475, p. 1, 7.
12 NL-ZlCO, 0058.1, inv.nr. 3206, p. 62 en 63.
13 NL-ZlCO, 0058.1, inv.nr. 475, p. 10.
14 NL-ZlCO, 0058.2, inv.nr. 475, p. 12.
15 NL-ZlCO, 0058.2, inv.nr. 475, p. 12 e.v.
16 NL-ZlCO, 0058.2, inv.nr. 475, p. 16 – 22.
17 NL-ZlCO, 0058.2, inv.nr. 475, p. 40 e.v. NL/ZlCO, 0058.1, inv.nr. 3172, p. 247 e.v.
18 NL-ZlCO, 0058.2, inv.nr. 475, p. 45.
19 NL-ZlCO, 0058.1, inv.nr. 3172, p. 242 e.v.
20 NL-ZlCO, 0058.1, inv.nr. 3206, p. 70.
21 NL-ZlCO, 0058.2, inv.nr.475, p. 77.
22 NL-ZlCO, 0058.2, inv.nr.475, p. 47, 51, 55, 64, 73, 75.
23 NL-ZlCO, 0003.1.4, inv.nr. 4017, p. 7 e.v.
24 NL-ZlCO, 0003.1.4, inv.nr.4017, p.7.
25 Margarete Madelung, Greifenberg 1998, p. 52, Die Biographie Louis Dulckens.
Henk Poelarends © 2024