Multimedia Art Productions

STADGERICHT HASSELT (processtukken) Inv.nr. 471



JAN MANSVELD-HERBERGIER

Scherm­afbeelding 2024-05-14 om 09.35.13
Scherm­afbeelding 2024-05-14 om 09.09.58
Scherm­afbeelding 2024-05-14 om 09.06.19
Scherm­afbeelding 2024-05-14 om 09.21.47
Scherm­afbeelding 2024-05-14 om 09.33.23

In het voorjaar van 1771 wordt Dulcken met een nieuw probleem geconfronteerd. Een lid van het soldatengarnizoen in Hasselt, cornet van Guldener verspreidt kwaadaardige laster. Overal in Hasselt duikt dit op. Ook de magistraat hoort ervan en via burgemeester Heisman wordt op 11 mei advies gevraagd bij advocaat R. Sandberg te Zwolle. Hoe hiermee te handelen? Sandberg wil graag alles op papier hebben, zodat hij een advies kan uitbrengen. Een dag later krijgt hij de informatie van de magistraat. Op 18 mei geeft hij het advies om de commandant van het garnizoen van de zaak op de hoogte te stellen, omdat het verspreiden van deze laster veel beroering geeft in Hasselt. Maar blijkbaar wordt er daarna weinig actie ondernomen.
Dulcken is op dat moment in Groningen om klavecimbels te verkopen.

Op 22 september slaat de vlam in de pan. In de herberg van Jan Mansvelt zit een groot aantal personen en het gesprek komt op Dulcken. Twee personen, Hendrik Tracy de Wilde en officier Hendrik Stuijlen verspreiden de laster waar Guldener mee begonnen is als zijnde waar. Wat eerst in achterkamertjes werd verteld, wordt nu in aanwezigheid van veel personen in het openbaar verkondigd. Een aantal toehoorders is ontzet.
De volgende dag wordt aan Dulcken, die net terug is uit Amsterdam, vertelt wat er is gebeurd. Ook de magistraat is het ter ore gekomen en stuurt stadssecretaris Exalto D’Almaras nog dezelfde dag naar Zwolle om overleg te plegen met advocaat Sandberg. De commandant van het garnizoen wordt eveneens op de hoogte gesteld. Vanwege de ernst van de situatie wil de commandant de stadhouder op de hoogte stellen, omdat het om zijn ondergeschikten gaat. Sandberg vindt dat geen goed idee. Ondertussen heeft de commandant van het garnizoen Guldener bij zich geroepen voor een verhoor om te weten te komen op welke gronden Guldener deze laster verspreidt. Guldener geeft geen opening van zaken.
Op 1 oktober hoort Dulcken dat officier Stuijlen, betrokkene in het conflict, op het punt staat om met de veerboot richting Amsterdam te vertrekken om vandaar naar Oost-Indië te reizen. Hij vraagt de magistraat om Stuijlen direct te arresteren, zodat er een proces tegen hem kan worden aangespannen. De magistraat reageert niet en laat de officier ontsnappen. Waarschijnlijk is de magistraat blij om Hendrik Stuijlen kwijt te zijn. Een jaar eerder had deze ook al voor onrust gezorgd, was smoordronken uit een herberg gehaald en de magistraat had zelfs bij hem huiszoeking gedaan en documenten in beslag genomen. Ook toen waren De Wilde en Guldener erbij betrokken. Door het vertrek van Stuijlen wordt het voor Dulcken wel onmogelijk om een klacht tegen hem in te dienen.
Dulcken doet op 8 oktober via zijn advocaat Van Grevensteijn
aangifte tegen De Wilde wegens kwaadaardige laster. De eis is dat de Wilde in het openbaar erkent dat hij verkeerd heeft gehandeld door leugens te verspreiden, waardoor de goede naam en eer van Dulcken is geschaad. Ook wordt er 1000 ducaten als schadeloosstelling geëist. De aangifte wordt vergezeld van een verslag van een getuigenverhoor. Vier getuigen, caféhouder J. Mansvelt, J. Noest, commies G. Bax en J. Bode, bevestigen op 25 september wat drie dagen eerder is gebeurd.
Advocaat Sandberg krijgt deze aangifte in handen en schrijft in een notitie zijn mening hierover. De magistraat moet Guldener verhoren om te proberen te achterhalen wat de aanleiding voor deze lasterpraat is. Ook dat levert niets op. Namens de magistraat overlegt Exalto D’Almaras op verschillende tijdstippen met de advocaat.
De Wilde heeft de advocaten Waterham uit Hasselt en R. Sandberg uit Zwolle in de arm genomen om hem tegen de aanklacht van Dulcken te verdedigen. Dit betekent een dubbelrol voor Sandberg. Hij adviseert de magistraat in deze zaak en is tevens advocaat van de verdachte. De magistraat is hierdoor niet meer onafhankelijk, maar in deze zaak partij geworden.
Op 5 november moet Dulcken op het raadhuis komen, omdat De Wilde een proces tegen hem aanspant. Sandberg komt met het volgende verhaal. In het voorjaar van 1770 komt Dulcken bij De Wilde omdat hij geldproblemen heeft. Hij wil geld lenen, maar De Wilde heeft geen geld. De Wilde geeft hem twee gouden horloges mee die Dulcken bij de Bank van Lening in Zwolle in pand kan geven in ruil voor geld. Dulcken komt met 112 gulden terug uit Zwolle, houdt er zelf 100 van en geeft De Wilde 12 gulden. Hij belooft de horloges snel weer uit Zwolle op te halen, maar dit gebeurt niet. Ten slotte moet De Wilde de horloges zelf terugkopen met zijn eigen geld. Nu twee jaar later eist De Wilde zijn 100 gulden terug, verhoogd met rente en andere kosten.