Dirck van Delen & Pieter Codde
Dirck van Delen or Dirck Christiaensz van Delen (c 1605, Heusden – 16 May 1671, Arnemuiden) was a Dutch painter who specialized exclusively in architectural paintings, principally depicting palace perspectives and church interiors
Van Delen was born in Heusden It is not clear with whom he apprenticed Art historian have proposed both Frans Hals and Hendrick Aerts (who also specialized in architectural paintings) as his presumed masters More plausible are studies under Pieter van Bronckhorst and/or Bartholomeus van Bassen in Delft The influence of Hendrick Aerts could have reached van Delen in this manner An apprenticeship in Delft would also explain why Anthonie Palamedesz was able to provide the figures in works by van Delen as witnessed by co-signed examples
Shortly after he was born his parents moved to Breda He married in Middelburg in 1625 In 1626 he moved to Zeeland and became master of the toll house in Arnemuiden From that year until his death he was registered in Arnemuiden where he sat on the town council, most of the time as burgomaster He was a member of the Middelburg Guild of St Luke from 1639-1665 In 1666 he gave to the Antwerp Chamber of rhetoric Olyftack a painting, which he had made in collaboration with the painter Theodoor Boeyermans Two years later he became a member of the Olyftack
His relative renown is evidenced by the fact that in the early 1630s van Delen received a commission to paint five large canvases (four of which are about 31 meters high) that were installed in a house in The Hague that was owned by Count Floris II van Pallandt van Culemborg
His pupils included Daniël de Blieck and Hans Jurriaensz van Baden
He was widowed three times and had at least one son, but none of his children survived him
Dirck van Delen werd in 1605 te Heusden, een klein plaatsje in de buurt van Den Bosch, geboren. Cornelis de Bie schreef in 1661 in ‘Het Gulden Cabinet’ over een ‘schilder van Heusden’. Over zijn jeugd is niets bekend. De eerste belangrijke datum is 1623. Dat jaar staat op het eerste gesigneerde schilderij van Van Delen dat bekend is. Tegenwoordig hangt het in het Museum der bildende Künste te Leipzig.
In het jaar 1625 kondigde hij zijn huwelijk aan met Maria van der Gracht (1588-1650), een vrouw die ruim zestien jaar ouder was dan Van Delen. Zij was de dochter van de toenmalige burgemeester van Arnemuiden. Hoogstwaarschijnlijk is zij de reden dat Van Delen zich in Arnemuiden vestigde. Voor dit huwelijk woonde hij in Middelburg. Onbekend is hoelang hij toen al in Zeeland verbleef. Samen met Maria van der Gracht kreeg Van Delen in 1626 een zoon, genaamd Pieter. Met deze vrouw was hij 25 jaar getrouwd.
Maria van der Gracht overleed op 30 augustus 1650 en al in het daarop volgende jaar hertrouwde Van Delen. Catharina de Hane (1618-1652) was haar naam en zij was dertien jaar jonger dan Van Delen. Het huwelijksgeluk was echter van korte duur want Catharina de Hane overleed al in 1652, een jaar na het huwelijk. Het is onbekend waaraan zij is overleden. Speculaties wijzen in de richting van dood in het kraambed. Van Delens derde en laatste vrouw heette Johanna van Baelen (1600-1668). Zij trouwden in 1658. Van Johanna van Baelen is bekend dat zij de weduwe was Adriaen Franse van Dorsten uit Arnemuiden. Van Delen liet ter nagedachtenis aan zijn drie vrouwen een gedenkplaat maken. De plaat met als titel ‘Gedenckt te sterven’ is tegenwoordig eigendom van de Nederlands Hervormde Kerk te Arnemuiden en hangt in de voormalige raadszaal van het stadhuis aldaar. Op de gedenkplaat staat de volgende tekst:
Dirck van Delen, heeft dit opgerecht ter nagedachtenis sijner weerde en lieve huysvrouwen Maria van der Gracht, oudt sijnde 62 jaren overleden den 30 Augustus 1650 ende Catharina de Hane, overleden den 4 December 1652 oudt sijnde 34 jaren, mitsgaders Iohanna van Baelen, oudt sijnde 68, overleden den 16 December 1668.
Dirck van Delen, overleden den 16 Mey 1671, oudt sijnde 66 jaren.
De laaste regel is uiteraard door iemand anders geschreven.
Van Delen speelde binnen de Arnemuidse gemeenschap in die tijd een belangrijke rol. Uit documentatie blijkt dat hij verschillende hoge posities bekleedde. Zo wordt er naar hem verwezen als zijnde burgemeester. Vanaf 1642 tot zijn dood oefende hij dit ambt uit. In het Proclamatieboek der Hervormde Gemeente te Dordrecht verwijst men ook naar zijn functie als licentm. Deze is te vergelijken met wat wij tegenwoordig verstaan onder notaris. Voorts wordt hij ook genoemd als ‘inner der tollen’, belastinginner. Opvallend is dat hij in dergelijke documentatie niet als schilder wordt betiteld. Van 1639 tot 1665 was hij lid van het Lukasgilde (het gilde voor kunstenaars) te Middelburg. Uiteraard had dit lidmaatschap alles te maken met zijn vak als schilder.
Dirck van Deelen stierf op 16 mei 1671 in Arnemuiden. De inventaris van zijn huis duidt erop dat hij in zijn leven niet slecht had geboerd. Zo bezat hij een bibliotheek met meer dan tweehonderd boeken, waaronder Nederlandse en Franse literatuur, theologische en geschiedkundige geschriften en een aardige collectie tekeningen.
Dirck van Delen: een kunstenaar in de 17e eeuw
De periode waarin Van Delen leefde en werkte was één van de welvarendste periodes uit de Nederlandse geschiedenis: de 17e eeuw. Door de grote welvaart ook wel de Gouden Eeuw genoemd. Ook wat betreft de schilderkunst was de 17e eeuw een florerende tijd. Denk aan groten als Frans Hals, Rembrandt en Vermeer. Hoewel velen van mening zijn dat Van Delen niet in een dergelijk rijtje thuishoort, moet zijn plaats binnen de 17e eeuwse Nederlandse schilderkunst niet onderschat worden. Overigens doet Van Delen qua wereldroem niet onder voor deze kunstenaars. Dit blijkt alleen al uit het feit dat zijn schilderijen in musea over de hele wereld hangen: Boston, Amsterdam, Kopenhagen, Wenen, Londen, Parijs en veel andere wereldsteden.
Dirck van Delen maakte zogenaamde interieur / architectuurschilderijen. Hierbij moet men denken aan afbeeldingen van het interieur en exterieur van profane gebouwen, kerken, paleizen, maar ook van straatgezichten. De architectuurschilderkunst kent haar oorsprong in principe al in de tijd van voor de geboorte van Christus. Op wandschilderingen in deze tijd diende ze slechts als decoratie. Al tijdens de middeleeuwen kregen de interieuren een grotere betekenis, maar ze golden nog steeds als ‘achtergrond’ bij een voorstelling. Of de verhoudingen klopten en de afbeeldingen enigszins een voorstelling waren van de werkelijkheid deed er niet toe. Lange tijd bleef de architecturale setting van een schilderij als ondersteunende functie van de verhalende inhoud dienen. Kortom, het gebouw vormde een onderdeel en niet het uitgangspunt van een voorstelling.
Toen in de 15e eeuw in Italië de kennis over wiskundige verhoudingen toenam, kregen kunstenaars ook meer oog voor perspectief. Vanaf die tijd won het afbeelden van de architectuur van gebouwen steeds meer terrein. Het eigenlijke architectuurbeeld, zoals we dat zien bij Dirck van Delen (zie afbeelding 1), ontwikkelde zich in Nederland tijdens de 17e eeuw tot een zelfstandig genre.
Aan het einde van de zestiende eeuw zette deze ontwikkeling zich in. Steeds meer schilders legden zich toe op een specialisme: landschappen, portretten, historiestukken en ook architectuurafbeel-dingen. De grondleggers voor de architectuurschilderkunst waren de broers Hans en Paul Vredeman de Vries. Hun afbeeldingen waren vooral een staalkaart van bouwelementen uit de klassieke oudheid: zuilen, architraven, etc. Het waren steeds gefantaseerde architecturale constructies, dus niet gebaseerd op bestaande gebouwen. Vaak stopten zij ook nog een verhalend element in hun voorstelling, een bijbels of werelds onderwerp. Naarmate de 17e eeuw vorderde ontwikkelde zich hier een tegenvorm van. Het waren eveneens architectuurafbeeldingen, maar dan gebaseerd op daadwerkelijke gebouwen. De afbeeldingen oogden veel strakker en strenger dan de gefantaseerde voorstellingen. Pieter Saenredam gold als de belangrijkste vertegenwoordiger van deze nauwkeurige manier van weergeven.
Het werk van Dirck van Delen moet gezien worden in de lijn van de broers Vredeman de Vries. Dat wil niet zeggen dat de gebouwen die hij afbeeldde niet bestonden. Integendeel, maar de wijze waarop hij gebouwen in beeld bracht, was niet exact. Het betroffen zijn interpretaties van een gebouw die wel dicht tegen de werkelijkheid aanzaten, maar met fantasie-elementen erin verwerkt. Overigens voegde Van Delen vaak ook figuren aan zijn afbeeldingen toe. Dit gaf zijn werken een menselijk vleugje, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de werken van Saenredam. Deze doen in vergelijking met Van Delen’s werk bijna koel en koud aan.
Een leerling van…
Men heeft ooit aangenomen dat Van Delen een leerling was van Frans Hals. Deze bewering heeft men echter in de loop der jaren moeten bijstellen. Er zijn hiervoor een aantal redenen. De eerste ligt in het feit dat de stukken van Cornelis de Bie destijds verkeerd gelezen zijn. De Bie heeft het over Van Delen en vervolgt meteen met Philips Wavermans. De laatst genoemde was wél een leerling van Frans Hals. Houbraken, die de bewering dat Van Delen een leerling was van Hals als eerste lanceerde, heeft kennelijk de woorden van De Bie verkeerd uitgelegd.
Ten tweede is er de kwestie van de verblijfplaatsen. Van Delen verbleef het grootste gedeelte van zijn carrière in Arnemuiden. Frans Hals behoorde tot een groep kunstenaars die in Haarlem woonde en werkte. En hoewel Van Delen tijdens zijn leven ongetwijfeld contact gehad zal hebben met de ‘Haarlemmers’ is het hoogst onwaarschijnlijk dat Frans Hals zijn leermeester was. Alleen al om de praktische reden: afstand.
Tot slot het soort schilderijen dat Van Delen en daar tegenover Frans Hals maakte. Men heeft voorheen altijd de invloed van Frans Hals ‘gezien’ in de figuren op de doeken van Van Delen. Frans Hals staat tenslotte bekend om zijn markante mensafbeeldingen. Toch moet ook deze aanname worden verworpen. De mensen in de werken van Van Delen werden vaak niet door hem zelf geschilderd. Hij werkte hiervoor samen met andere schilders waaronder Dirk Hals. En wellicht dat hier een laatste vergissing in het spel is gekomen. Deze schilder heeft dezelfde achternaam als Frans Hals. Dit alles maakt het werk van Van Delen echter niet minder waard en interessant. Integendeel, hij behoorde tot één der beste architectuurschilders van Nederland in de 17e eeuw. Overigens zal in het volgende nummer uitgebreid aan de orde komen wie de leermeesters van Van Delen wél zijn geweest.
Een tulp
Tijdens zijn loopbaan als schilder maakte Van Delen slechts één stilleven. Het neemt binnen zijn gehele oeuvre dan ook een speciale plaats in. Momenteel bevindt dit werk zich in de collectie van het museum Boymans van Beuningen te Rotterdam.
Het werk is niet alleen bijzonder omdat het zijn enige stilleven is. Maar het afbeelden van slechts één bloem in een vaas was voor die tijd zeer ongewoon. De meeste stillevens met bloemen bestonden zeker niet uit één eenzame tulp in een vaas. Het jaar waarin hij dit schilderij maakte, was het jaar dat de handel in tulpenbollen na een explosieve groei instortte. Het gebruik van een tulp als vanitassymbool had, naast de traditionele boodschap van een bloem: nu in bloei en straks verwelkt, in dit geval nog een andere: gisteren had u een kapitale investering en vandaag is het niets meer waard (stillevens hadden over het algemeen een moraliserende of symbolische functie; vanitasstillevens wezen de toe-schouwer op de vergankelijkheid van het leven en riepen op tot matigheid). Van Delen maakte met deze tulp een duidelijke verwijzing naar de gekte in de tulpenhandel die vooraf was gegaan aan het instorten van de markt. Het blijft onduidelijk waarom Van Delen het alleen bij dit stilleven heeft gelaten.
En hoewel het afbeelden van één tulp er niet aan bijgedragen zal hebben, vond men Van Delen toch genoeg bloemenliefhebber om er één naar hem te vernoemen. Er bestaat een fuchsia genaamd Dirck van Delen.