Amsterdam
Johannes Lodewijk (Louis) Dulcken heeft in Amsterdam een goed lopend bedrijf opgebouwd. Hij en zijn vrouw Catharina Koning wonen in de Nes verbij de kuiperssteeg, ieder geval vanaf 11 juni 1761 omdat bij een getuigenverklaring hun adres genoteerd wordt. Vanaf 18 mei 1756 tot 18 november 1760 adverteerde Louis Dulcken in de Amsterdamsche Courant. Zijn adres was : “woond t’Amst. bezyden het Kathuysers Kerkhof, bij het Weduwe Hofje, en van daaruit verkoopt Dulcken zijn instrumenten.
Het lijkt erop dat Louis "Cathuysers Kerkhof, by het Weduwe Hofje”strategisch gekozen had vlak bij de Zaagmolenpoort. De Zaagmolenpoort was één van de acht Amsterdamse stadspoorten die bij de derde en vierde uitleg werden aangelegd. Dertien houtzaagmolens stonden langs de Kostverlorenvaart en er waren ook goede mogelijkheden voor het vervoer van het hout. Het Weduwe Hofje en de naastgelegen huizen en de houtzaagmolen "de Otter" staan er nog.
Sondag Den 30 November 1760
Het begraafboek Karthuizer Kerkhof
Kind van Lowies Dulleke Kathuysers Straa
GEVELSTEEN KUIPERSSTEEG
Zijn eerste advertentie verschijnt in de Amsterdamse Courant van 18 mei 1756. Hij presenteert zich als Mr. Louis Dulcken, orgelmaker, en hij biedt een Staart-Clavecimbel met lang klavier aan, een authentieke Hans Ruckers. Drie maanden later presenteert hij zich als Mr. Orgel- en Clavecimbelmaker.
De klavecimbel speelt een belangrijke rol in het muziekleven in de 17e en 18e eeuw. Bekende componisten als Bach, Händel en Vivaldi spelen op dit instrument en componeren er hun muziekstukken op.
Veel rijke mensen hebben een klavecimbel in de woonkamer staan. Dulcken zal dan ook deze groep gegoede burgers als klant hebben gehad.
Bij een klavecimbel wordt het geluid voortgebracht door het in trilling brengen van de snaren. Wanneer je een toets indrukt gaat er een ganzenpen of een leren plectrum langs een van de snaren. Het maakt een tokkelend geluid zoals bij een harp, maar het is niet mogelijk hard of zacht te spelen. Het instrument heeft een houten klankkast, terwijl de snaren van ijzer, messing of brons zijn gemaakt. De klavecimbel is ongeveer 180 cm lang, 81 cm breed en 91 cm hoog. In de advertenties wordt vaak gesproken over een ‘Staart-Clavecimbel’. Dat is een verwijzing naar de lange vleugelvormige vorm waardoor het instrument zich onderscheidt van de virginalen met een rechthoekige vorm, die meestal ook kleiner zijn. Het instrument heeft een toonomvang van minstens vier octaven.
In augustus 1756 biedt hij uit de hand te koop aan een ‘superbe (excellent) Koninglyk Cabinet Orgel, welker gelijke hier nooit gezien is’. Daarnaast heeft hij ook een Staart Clavecimbel van Andreas Ruckers met drie registers en een lang Clavier te koop. Blijkbaar wil de verkoop niet vlotten want in december 1756 biedt hij ze nog een keer te koop aan. Hij wil ze graag kwijt, want hij is van plan te verhuizen.
Het kabinetorgel behoort bij de groep orgels die een plek vindt in de woonkamer. Het is ontstaan uit een kastje op hoge poten dat speciaal gemaakt is voor het opbergen van kleine waardevolle voorwerpen. Achter de twee deurtjes, die vaak mooi beschilderd zijn, bevindt zich een groot aantal laatjes. Eind 17e eeuw wordt het kabinet groter en worden er grotere laden toegevoegd. In de 18e eeuw verwijdert men de kleine laatjes achter de deurtjes en bouwt men daarin een compleet orgel met balgen en klavier. Dit is een typisch Nederlandse vorm voor een huisorgel.
Het Cabinetorgel dat Dulcken bouwt is zo groot dat het met weinig moeite ook in een kerk gebruikt kan worden. In mei 1757 adverteert hij er nog steeds mee. Hij geeft nu ook meer bijzonderheden over het orgel: Capitale Cabinet Orgel 8 voet present, 4 voet Octaaff, 7 en 1 half register. Op 15 september 1757 geeft hij aan dat vanaf dat moment bij hem altijd orgels en klavecimbels te koop zijn.
Waarschijnlijk is dit ‘Koninglyk Cabinet Orgel’ verkocht aan koopman Jacob de Clerq (1710-1777). Hij woont in een fraai grachtenpand, Keizersgracht 187, met een kleine zaal waarin hij een groot huisorgel laat aanbrengen. Het orgel blijft zijn bestemming houden, totdat het in 1818 wordt verkocht aan de Hervormde Gemeente te Jutphaas waar het tot 1972 als Dulcken-orgel dienst blijft doen.
Uit deze advertenties blijkt dat Johannes Lodewijk zich ook toelegt op het bouwen van kleine en grote orgels. Ook blijkt uit deze advertenties dat hij honderd jaar oude Ruckers verkoopt. Dit betekent dat hij bij de bouw van zijn klavecimbels de beroemde Ruckers als voorbeeld neemt. Om tot een grotere productie te komen neemt hij één of meerdere knechten in dienst. Bij de bouw van zijn orgels zorgt hij telkens voor verbeteringen en verfraaiingen. Zo adverteert hij in april 1759 met ‘een magnificq nieuwerwets Cabinet-Orgel, zynde zeer comodieus gemaakt met uithaalend Clavier en voorzien van de voornaamste Registers &c’.
Louis Dulcken volgt trends uit die tijd en zorgt dat zijn orgels voorzien zijn van de nieuwste aanpassingen. Het is de vraag of hij de kast voor zijn orgels zelf maakt of dat hij deze koopt van bekwame kastenmakers.
Een andere ontwikkeling waar Dulcken zich mee bezig houdt, is het maken van hele kleine orgels. Deze kleine orgels worden in een bureau gebouwd en worden daarom bureau-orgels genoemd. Het idee van een bureau-orgel komt uit Engeland. Voor de bouw van dit instrument moet je technisch zeer bekwaam zijn omdat je de orgelpijpen in een beperkte ruimte moet plaatsen. Ze kunnen niet staan, maar moeten liggen. Men vermoedt dat Dulcken een van de eerste orgelbouwers in Amsterdam is die deze kunst verstaat en daarmee de aandacht trekt.
Op 18 november 1759 adverteert hij voor de laatste keer in de Amsterdamse Courant. Hij biedt “enige Staart-Clavecimbaals van zo’n eigen werk, zo dubbelde met 4 Registers en 5 octaaf, als enkele met 3 Registers en lang Clavier, onder andere een extra kleyn comodieus Staartstukje met 2 Regist, edog lang Clavier &c”. Zo te zien houdt hij opruiming.
Uit het huwelijk van Johannes Lodewijk en Catharina worden in Amsterdam vier kinderen geboren. De laatste wordt naar zijn vader vernoemd. Johannes Lodewijk jr. wordt op 9 augustus 1761 in de Gereformeerde Kerk in Amsterdam gedoopt.
Om onbekende redenen verlaat het gezin Amsterdam en steek het met de veerboot de Zuiderzee over en komt begin 1762 aan in Hasselt. Het vijfde kind Johan Daniël Dulcken wordt in Hasselt, Overijssel, geboren en op 13 mei 1763 gedoopt in de Gereformeerde Kerk.
THE DULCKEN FAMILY, INSTRUMENT MAKERS - MUSICIANS
• Johannes Daniël Dulcken (21 april 1706 – Antwerpen 11 april 1757) x Susanna Maria Knopffllin
• Johannes Lodewijk (Louis)Dulcken I (1735 - † tussen 1793 en 1795 München) x Catharina Koning
• Johannes Lodewijk (Louis) Dulcken II (1761 - † München 1836) [brother Johannes Dulcken ( 26 December 1768 - †?)]
Louis Dulcken x Sophie Le Brün
Brün, (Sophie Le), the daughter of the famous Bavarian court musician Ludwig August Le Brün, and the great singer Franziska Le Brün, née Danzi, was born in London on 20 July 1781, learnt the basics of music in Munich with Knechtl, the piano with Streicher, and the basso continuo with Schlett, and married the royal Bavarian mechanical piano maker Johann Ludwig Dülken in Munich on 18 April 1799. She is a true artist on the piano in every respect, and plays this instrument with spiritual expression, true feeling and extraordinary skill. When she travelled to Paris, Switzerland and Italy, her excellent playing enchanted every listener, and connoisseurs and artists conceded her the first rank in this art. In addition to this, she sings very well, has a deep insight into the essentials of music, combines her great practical musical knowledge with theoretical knowledge to the same degree, and has a thorough understanding of composition. She has composed several concertos, sonatas and the like for the piano; it is a pity that they have not become generally known through engraving or printing.
On 25 June 1831 Louis Dulcken relinquished his post as royal keyboard instrument maker; he died five years later. In his will Dulcken named as heirs his wife Sophie Lebrun (b London, 20 June 1781–d Munich, 23 July 1863), his sons Theobald and Heinrich, his married daughters Louise and Franziska Bohrer, and his then unmarried daughters Violande, Johanna, and Caroline Dulcken. Theobald as business manager and Heinrich as builder apparently completed their father’s commitments after his death but soon closed the shop. Both sons eventually moved to London where Theobald became a wool merchant and Heinrich an organist. Louise and Franziska had married the brothers Max and Anton Bohrer; Louise became court pianist in Stuttgart. Violande became a concert singer in Munich. Dulcken's son Theobald became Louis partner about 1816, and the business continued until 1831, when Louis Dulcken retired.
Théobald Dulcken 1800-1882 Married in 1828, Munich, Bavière, Allemagne, to Louise Marie David 1811-1850
Heinrich Dulcken, organist, 1801 Married to Auguste Burghaagen
Louise Sophie Dulcken 1803-1857 Married to Maximilian Caspar Anton Bohrer 1785-1867
Franziska Dulcken 1805-1873 Married to Joseph Anton Bohrer 1783-1863
Violanda Dulcken, prix du Conservatoire de Paris 1810-1863/ Married 18 April 1837 (Tuesday), Munich, Bavière, Allemagne, to Jean
François Adolphe Bouvier 1802-1862
Ferdinand Quentin Dulcken (1837–1901)
Sophie (Louise Auguste) Dulcken 6 March 1835 in London, † 15 July 1923 in Dinard (Brittany), pianist
(Sarah) Isabella (Auguste) Dulcken, Dulken, married name Braun