LOUIS DULCKEN - München 1779-1836
München
Johannes Lodewijk krijgt zijn opleiding bij zijn vader in Hasselt. Wanneer zijn ouders in 1776 naar Antwerpen verhuizen, gaat hij mee. De eerste vijftien jaren van zijn leven heeft hij in het kleine stadje Hasselt doorgebracht; nu gaat hij naar het grote Antwerpen.
Waarschijnlijk is hij in Antwerpen direct gaan meewerken in de werkplaats van zijn vader die zijn nieuwe vinding steeds verder verbetert. De vernieuwde klavecimbel heeft de naam pianoforte gekregen. Hoe lang ze samen in Antwerpen aan het werk zijn geweest is niet precies bekend; waarschijnlijk maar twee jaar. Ergens tussen 1777 en 1780 verhuist zijn vader naar Parijs, waar hij opnieuw een werkplaats inricht.
Waarschijnlijk waren de Dulckens, vader en zoon zeer succesvol. Zelfs zo succesvol dat dit wordt opgemerkt door Karl Theodor von der Pfalz, de keurvorst van Beieren. Deze Karl Theodor is een belangrijk man in die tijd en bestuurt een groot gebied in Duitsland. Hij was ook in het bezit van het Land van Ravenstein en het markizaat Bergen op Zoom en hij is hertog van Gulik en Berg. Hij heeft dus behoorlijk wat connecties in Nederland. Karel Theodoor is een groot muziekliefhebber en bespeelt zelf ook een instrument (fluit). Hij vraagt Johannes Lodewijk jr. om in 1779 mee te gaan naar München. Hij is dan pas 18 jaar. Zo jong en dan al erkend als geniale clavecimbelbouwer.
Over zijn leven en werk in München is veel bekend. Er zijn diverse artikelen over geschreven. Daarom nu enkele hoofdlijnen.
In München komt Louis in 1779 als assistent in dienst bij koninklijke pianobouwer Johann Peter Milchmeyer, die aan het hof van keurvorst Karl Theodor werkt. In zijn werkplaats is Johann Peter onder andere verantwoordelijk voor het zorgvuldig behouden, verbeteren en vernieuwen van alle vleugels die bij het paleis behoren. In juni 1782 neemt Dulcken het ambt van Milchmeyer over en wordt hij op 21-jarige leeftijd stadspianomaker. Hij is een echte ambachtsman. Hij maakt voor het hof bijzondere instrumenten en verkoopt de ene pianoforte na de andere, niet alleen in München en Beieren, maar ook ver daarbuiten. In München wordt hij op verschillende manieren aangesproken: Johann Ludwig, Jean Louis maar vaak ook enkel met Louis.
Milchmeyer, Peter Johann
(Milchmeyer/Milchmayer/Milchmaier)
Son of a clockmaker, he was born at Frankfurt am Main in 1750. His treatise, Uber die wahre Art das Pianoforte zu spielen was published in 1797 at Dresden, where he may have been living at the time. In 1805, he became a piano teacher at Strasbourg, and in this capacity attained a considerable reputation. He died there on 15 March 1813, at the age of 63 years. In c1780, he invented a special ‘mechanischen flügel’, probably a combined harpsichord-piano, described by Cramer (1783) as:
[…] einen neuen mechanischen Flügel erfunden, der nicht viel grösser als ein gewöhnlicher Flügel ist, und doch 250 neue Veränderungen enthält. Er hat 3 Claviere. Das untere lässt sich herausschrauben, wo alsdenn 2 Personen spielen tönnen. Das Steigen und Fallen der Stärte der Töne kann auf disem Instrumente sehr gut hervorgebracht werden.
Kurpfälzisches Museum Heidelberg
Kurfüstin Elisabeth Auguste
Keurvorstenpaar (links en rechts) en het klavier van Louis Dulcken II
Huwelijk
In 1799 trouwt Louis Dulcken met Sophie Lebrun en wordt daardoor opgenomen in een zeer muzikale familie. Zijn vrouw Sophie is de dochter van de Badense virtuoze hoboïst en componist Ludwig August Lebrun en van de Badense sopraan en componist Franziska Danzi. Sophia is een buitengewoon goede pianiste en componeert zelf ook muziekstukken. Ze treedt op in Parijs, Zwitserland en Italië.
Louis Dulcken en zijn vrouw Sophie krijgen zeven kinderen, twee zonen en vijf dochters, die bijna allemaal carrière maken als bekende muzikanten. Door het huwelijk met Sophie Lebrun vormt het huis van Louis Dulcken 'lange tijd de meest interessante ontmoetingsplaats van de toenmalige goed opgeleide muziekwereld in München'. Musici en componisten komen langs.
Ook financieel gaat het Dulcken voor de wind. Hij verdient veel geld met zijn unieke pianofortes. Overal in Europa kopen vorstenhuizen zijn instrumenten. Keizerin Josephine van Frankrijk koopt tijdens haar bezoek aan München in 1805/06 twee van zijn instrumenten en ze bestelt kort daarna nog een derde, waar ze in Parijs zo blij mee zijn dat het daar lange tijd tentoongesteld wordt. In 1816 wordt er een vleugel bezorgd bij de Oostenrijkse keizerin Carolina Augusta, een dochter van de Beierse koning Maximiliaan I Jozef. Ook gaat er een instrument naar Sint-Petersburg.
Louis & Sophie Dulcken
Zijn werk
Dulcken heeft zich in zijn lange carrière ontwikkeld door steeds nieuwe verbeteringen uit te proberen. Zijn werk laat zien dat hij door verschillende stromingen beïnvloed is.
Van zijn vader en grootvader heeft hij geleerd hoe hij de constructie van de instrumenten optimaal moet maken. Zijn manier van het vastzetten van de klankbodem is typisch iets dat hij van thuis heeft meegenomen. Ook het verlijmen van de wanden van de klankkast op de bodem waarbij de wanden eerst verlijmd worden voordat hij met de verdere bouw van de fortepiano begint, is iets wat hij uit Hasselt/ Antwerpen heeft meegenomen. In de keuze voor de dikte van de verschillende onderdelen is de invloed van zijn vader en grootvader te herkennen.
Daarnaast is hij ook beïnvloed door de Augsburgse pianobouwer Andreas Stein en door andere Zuid-Duitse instrumentenbouwers.
Muziekkenners vertellen dat Louis Dulcken tijdens zijn leven beschouwd wordt als de meest succesvolle pianobouwer van München. Hij wordt geprezen voor bijvoorbeeld de kwaliteitskenmerken van zijn instrumenten. Ze hebben 'een puur sonore toon', houden 'een permanente stemming' en kunnen fagot, harp, harmonica enz. nabootsen door middel van een slim aangebracht mechanisme'. Ze worden gekenmerkt door 'een elegante en smaakvolle constructie', waardoor zijn instrumenten zeer gerespecteerd en welkom zijn. Kortom Dulcken is geniaal in zijn manier van bouwen. Hij weet klanken uit zijn instrumenten ten gehore te brengen die luisteraars tot vervoering brengen.
Zijn piano’s vallen in de prijzen. Hij ontvangt zowel in 1819 als in 1820 op een grote tentoonstelling in München een medaille voor zijn voortreffelijke fortepiano’s.
Vader Johannes Lodewijk sr. heeft het succes van zijn zoon nog mee mogen maken. Vanuit Parijs houdt hij contact met hem en aan het einde van zijn leven verhuist hij ook naar München waar hij tussen 1793 en 1795 overlijdt.
In 1828 stopt Louis als hofpianomaker. Hij overlijdt in 1836; zijn vrouw Sophie in 1863.
"Dulken, (Johann Ludwig), wurde zu Amsterdam den 5. August 1761 geboren, lernte in seiner Vaterstadt, und dann in Paris von seinem Vater Klaviere, Fortepiano und dergleichen Instrumente bauen, und wurde vom Churfürsten Karl Theodor als mechanischer Klaviermacher an seinem Hofe zu München 1781 angestellt, in welcher Eigenschaft er sich noch befindet, und daselbst den 18. April 1799 die berühmte Klavierspielerinn Sophie Le Brün heirathete. Dieser Künstler erwarb sich durch seine vortreffliche Fortepiano, die einen reinen, sonoren Ton haben, eine andauernde Stimmung halten, und durch einen geschickten angebrachten Mechanismus Fagote, Harfe, Harmonika etc. nachahmen, die vom Friederici in Gera erfundene Bebung vortrefflich enhalten, u. s. w. auch sich durch eleganten und geschmackvollen Bau auszeichnen, große Celebrität, seine Instrumente sind sehr gesucht und willkommen, und finden zahlreichen Abgang nicht nur in ganz Deutschland, sondern auch in Frankreich, in der Schweiz, Italien, Rußland u. s. w." Baierisches Musik-Lexikon, 1811, p. 70
Meerdere krantenartikelen
DULCKEN project München
Louis Dulcken bouwde instrumenten voor Karel Filips Theodoor en Maximiliaan I Jozef en voor Keizerin Joséphine Bonaparte. Kort na de Slag bij Austerlitz 1805 bestemde keizer Napoleon Eugène de Beauharnais tot echtgenoot van prinses Augusta Amalia van Beieren, de dochter van de kersverse koning Maximiliaan I Jozef.
In het Dulcken project willen we het volgende realiseren met medewerking van het Bayerisches Nationalmuseum München:
Paula Bär-Giese speelt op een Louis Dulcken piano muziek van de moeder (Francesca Lebrun-Danzi) van zijn vrouw Sophie Lebrun. Liederen van Sophie's oom Ferdinand Danzi.
Carl Maria von Weber bezocht Sophie Dulcken in 1811. Carl Maria von Weber was een excellent guitarist.
In München tijdens de tentoonstelling Karl Theodor 2024/2025 stelt het Greifenberger Institut hun Louis Dulcken hammerflügel ter beschikking voor opname.
1816
Federico Agostini -viool & Hans Meijer - beschilderde gitaar
Pianosonate Opus 3 van Franz Danzi. Het tweede deel Variaties is gecomponeerd door de vrouw van Franz Danzi, Margarethe Marchand.
Margarethe Danzi, geboren Marchand
Er is weinig bekend over de componiste, pianiste en zangeres Margarethe Danzi. Haar sociale en historische achtergrond geven echter veel informatie over haar leven. Ze werd geboren als Margarethe Marchand in 1768 in Frankfurt am Main, als dochter van de bekende zanger, acteur en theaterregisseur Theobald Hilarius Marchand en de actrice Magdalena Brochard. Van jongs af aan was Margarethe een populaire actrice en geliefd bij het publiek; ze speelde kinderrollen in het theater en trad op als zangeres en pianiste. Ze kreeg zangles in München van Franziska Lebrun, de zus van Franz Danzi, de man met wie ze later zou trouwen.
Een belangrijk deel van haar muzikale opleiding bracht ze door in Salzburg bij Leopold Mozart, in wiens huis ze tussen 1782 en 1784 woonde, samen met haar broer, de violist Heinrich Marchand. Hoewel we relatief weinig over Margarethe weten, geeft haar band met Leopold Mozart ons belangrijke inzichten in de kwaliteit van haar muzikale ontwikkeling. Als pedagoog speelde Leopold Mozart een essentiële rol in de muzikale opvoeding en ontwikkeling van zijn zoon, Wolfgang Amadeus, en schreef hij de Violinschule die zelfs vandaag de dag nog een standaard is in het vioolpedagogische repertoire. Margarethe (die ook Gretl of Gredl werd genoemd) en haar broer Heinrich komen regelmatig voor in de dagboeken en brieven van de familie Mozart. Het is ontroerend om te beseffen dat we Margarethe kunnen leren kennen door de ogen van de Mozart familie en dat we, via Margarethe, een glimp kunnen opvangen van het intieme familieleven van de Mozarts.
In 1790 huwde Margarethe met Franz Danzi, een dirigent en componist. Samen trokken ze door Europa. Margarethe was de prima donna van de Domenico Guardasonis theatergroep waar het koppel deel van uitmaakte. Na 1796 was Margarethe eveneens prima donna aan het hoftheater van München. Ze stierf te München aan een longziekte 11 juni 1800.
Theobald Marchand (1741-1800)
Theobald Marchand was een pionier in de uitvoering van Franse lichte opera's in Duitse vertalingen. Na een aantal jaren in Sebastini's Troupe te hebben gewerkt, werd Marchand de leider van dit reizende gezelschap, dat succes boekte in grote steden als Mannheim, Mainz en Frankfurt. Zijn producties van toneelstukken en operettes werden alom populair en overschaduwden uiteindelijk de heersende voorkeur voor Frans theater. Churfürst Karl Theodor van Mannheim was één van de eerste Duitse keurvorsten die het Franse theater de rug durfde toe te keren en in deze geest van vernieuwing huurde hij Marchand en zijn gezelschap in 1776 in. De hele groep, die later met hem mee verhuisde naar München, bestond uit vele prominente acteurs en zangers, waaronder Marchands toekomstige vrouw, Magdalena Brochard. Nog in 1811 werd Theobald Marchand's vertolking van de tuinman in Mozarts Figaro geprezen in het Baierische Musik-Lexikon. Door Marchand's vele uitvoeringen met zijn gezelschap maakte Goethe kennis met de Franse opera. Hij prees Marchand in zijn autobiografie Dichtung und Wahrheit (deel IV, gepubliceerd in 1833). Theobald Marchand wordt al in 1777 genoemd in de familiecorrespondentie van Mozart. De familie Marchand was ook bekend met de familie Weber, waaronder hun dochter Aloysia, een van Wolfgangs grote liefdes, en haar zus Constanze, die later zijn vrouw werd. Beide families verhuisden van Mannheim naar München. In 1780 ontmoetten Wolfgang en Theobald elkaar opnieuw tijdens de voorbereidingen voor Idomeneo, waarvan de première plaatsvond in 1781 in München. Er ontstond een nog nauwere band toen Leopold en Nannerl, de zus van Wolfgang, Marchand's zoon Heinrich meenamen naar Salzburg. De jongen bleef bij de Mozart familie van 1781 tot 1784.
In februari 1782, na een bezoek aan München, kwam Heinrich's zus Margarethe ook logeren. Vanaf het moment dat de kinderen Marchand bij de Mozart familie kwamen wonen, ontwikkelde zich een hechte vriendschap tussen de inmiddels weduwe geworden Leopold en de vader van de kinderen, Theobald. Beide mannen waren lid van dezelfde vrijmetselaarsloge en nadat zijn dochter en leerlingen het huis hadden verlaten, bracht Leopold verschillende bezoeken aan Theobald Marchand. Dit contact hield Leopold verbonden met de buitenwereld tijdens zijn eenzame laatste jaren. De laatste bewaard gebleven brief van Theobald aan Leopold, gedateerd 29 mei 1787, is vol bezorgdheid over Leopolds afnemende gezondheid en bevat zelfs suggesties voor medicijnen met instructies voor gebruik. Helaas was Leopold al op 28 mei overleden.
Keizerin Joséphine de Beauharnais
Louis & Sophie Dulcken
Karel Filips Theodoor
Karel Filips Theodoor (Brussel, 11 december 1724 - Slot Nymphenburg, 16 februari 1799), telg uit het huis Wittelsbach, was paltsgraaf van Sulzbach (1733), werd op 31 december 1742 keurvorst van de Palts, hertog van Palts-Neuburg, Gulik en Berg, markies van Bergen op Zoom, heer van Wijnendale en heer van Ravenstein. In 1777 werd hij bovendien keurvorst van Beieren.
Karel Theodoor resideerde aanvankelijk in Mannheim, hoofdstad van de Palts. Tussen 1756 en 1773 liet hij een nieuwe zomerresidentie in rococostijl bouwen; kasteel Benrath. Toen hij in 1777 ook keurvorst van Beieren werd, verplaatste hij zijn hoofdverblijfplaats naar München. In de zomer resideerde hij in het Slot Schwetzingen, dat door zijn oom Karel Filips was gebouwd.
Maximiliaan I Jozef
Maximiliaan I Jozef
Max Jozef stamde, als zoon van Frederik Michael van Palts-Birkenfeld, uit een zijtak van het Huis Wittelsbach, en was oorspronkelijk, als jongere zoon, geen troonopvolger. Zijn moeder was Maria Francisca van Palts-Sulzbach. Hij groeide op in Frankrijk, waar hij - als kolonel, later als generaal-majoor - in het leger diende. Bij het uitbreken van de Franse Revolutie (1789) ruilde Maximiliaan zijn dienst in het Franse leger voor een functie in de strijdmacht van Oostenrijk en nam deel in de eerste campagnes tegen het revolutionaire Frankrijk.
In 1795 werd hij opvolger van zijn broer Karel II August die al even onverwacht hertog van Palts-Zweibrücken was geworden. Na de dood van Karel Theodoor uit de dan uitgestorven Sulzbach-lijn werd hij ook keurvorst van Beieren. Zijn opportunistische politiek tegenover Napoleon leverde hem gebiedsuitbreiding op en bezorgde hem bij zijn toetreden tot de Rijnbond de koningstitel. Het binnenlands bestuur liet hij reeds sinds 1799 over aan zijn eveneens Fransgezinde minister Maximilian von Montgelas.
Na de rampzalige veldtocht van Napoleon in Rusland, schaarde Max Jozef zich in 1813 aan de zijde van Oostenrijk en trad in 1815 toe tot de Duitse Bond. Door die alliantie met de vijanden van de Franse keizer kon hij op de conferentie van Wenen zijn koningstitel behouden. In 1818 voerde hij een grondwet in. Hij werd na zijn dood in 1825 opgevolgd door zijn zoon Lodewijk I.
Eugène de Beauharnais & Augusta Amalia van Beieren
Kort na de Slag bij Austerlitz bestemde de keizer Napoleon Bonaparte Eugène tot echtgenoot van prinses Augusta Amalia van Beieren, de dochter van de kersverse koning Maximiliaan I Jozef. In 1807 werd hij bovendien met de titel prins van Venetië Napoleons officiële troonopvolger in Italië.
Louis & Sophie Dulcken
Signatur:
„Louis Dulcken // Facteur de Piano de S. A. S. Elect. palat. Duc de Baviére // à Munic. // 1805“
Hammerflügel Louis Dulcken - München 1815
Greifenberger Institut für Musikinstrumentenkunde
Sophie Dulcken was een zeer geprezen pianiste, Lipowsky roemt haar met de volgende woorden:
”Brün, (Sophie Le), (...) lernte die Anfangsgründe der Musik in München bei Knechtl, das Klavierspiel bei Streicher, und den Generalbaß bei Schlett, (…). Sie ist in jeder Rücksicht eine wahre Künstlerinn auf dem Klavier, und spielt dieses Instrument mit geistvollem Ausdrucke, wahrer Empfindung, und einer außerordentlichen Fertigkeit. Als sie Reisen nach Paris, der Schweiz und
Italien machte, bezauberte ihr vortreffliches Spiel jeden Zuhörer, und Kenner und Künstler gestanden ihr den ersten Rang der Kunst zu. Nebst diesem singt sie sehr artig, hat einen tiefen Blick in das wesentliche der Musik, verbindet mit ihren großen praktischen musikalischen Kenntnissen auch theoretische in gleichem Grade, und versteht gründlich die Komposition. Für das Klavier hat sie mehrere Konzerte, Sonaten u. dgl. in Musik gesetzt; Schade daß dieselben nicht durch Stich oder Druck allgemein bekannt geworden sind.”
Door zijn huwelijk met Sophie Lebrun was het huis van Louis Dulcken “lange tijd de meest interessante ontmoetingsplaats voor de professionele muzikale wereld in München in die tijd”. Rond 1810 was Sophie Dulcken “een van de meest gerespecteerde persoonlijkheden in de Münchense Harmonie-kring van kunstenaars”. Onder haar kennissen bevonden zich Carl Maria von Weber, die haar in 1811 bezocht, en Louis Spohr, met wie ze in 1815 optrad tijdens een concert in de salon van de Beierse koningin Caroline.
Königin Caroline
Louis Spohr-Carl Maria von Webern-Sophie Dulcken
Dit levendige sociale leven in het huishouden van Dulcken was zeker van groot voordeel voor het bedrijf van de pianomaker, en “men kan alleen maar raden wat zij [Sophie Dulcken] als een schat in het huwelijk bracht door haar artistieke achtergrond en haar pianistische vaardigheden.” In ieder geval was de economische ontwikkeling van Dulckens werkplaats in de daaropvolgende jaren zeer groot. Op het moment van zijn huwelijk bedroeg zijn vermogen volgens het huwelijkscontract in totaal 12.000 gulden. In hetzelfde jaar werd zijn vorstelijke salaris verhoogd tot 600 gulden, zodat hij in 1804 voor 25.000 gulden een huis kon kopen in de Prannerstraße, later omgedoopt tot Promenadenstraße.
In de daaropvolgende jaren wist Dulcken zijn verkoop zo succesvol te organiseren dat hij in 1815 “in totaal tweehonderdduizend gulden (...) in Beieren had binnen gebracht”. Voor dit bedrag had hij instrumenten buiten Beieren verkocht. Een van Dulcken's zonen schijnt ook af en toe in de werkplaats gewerkt te hebben. Sommige overgebleven instrumenten Dulcken vermelden hem op hun signatuur. De samenwerking lijkt echter niet permanent te zijn geweest. In 1820 verhuisde de oudste zoon Theobald naar Hamburg en in 1828 emigreerde hij mogelijk samen met zijn jongere broer Heinrich naar Londen. In april van hetzelfde jaar deed Louis Dulcken afstand van zijn licentie als gemeentelijke pianomaker. Hij stierf in München op 26 december 1836; zijn vrouw Sophie overleefde hem bijna 30 jaar. Zij stierf in juli 1863.
Dulcken's instrumenten vonden aftrek in de hoogste sociale kringen. Als hofpianobouwer leverde hij natuurlijk aan het hof in München. Een afbeelding van de troonzaal van koningin Caroline van Beieren toont een fortepiano van Dulcken.
Het Beierse staatsarchief bezit ook een vergunningsaanvraag van een voormalige leerling van Dulcken, waaruit blijkt dat er een aantal Dulcken-instrumenten in de residentie München en in de Nymphenburg stonden.
Maar ook andere heersende huizen in Europa schaften instrumenten van Dulcken aan, zoals keizerin Josephine van Frankrijk. Tijdens haar bezoek aan München in 1805/06 kocht ze twee van zijn instrumenten en “kort daarna bestelde ze een derde, waarmee ze in Parijs zo tevreden was dat het daar enige tijd publiekelijk werd tentoongesteld”. In hetzelfde jaar werd een instrument gebouwd voor het Huis van Thurn en Taxis in Regensburg. De stad München gaf Dulcken ook piano's cadeau, zoals blijkt uit de hierboven genoemde vergunningsaanvraag van de voormalige leerling. In 1816 werd ter gelegenheid van haar huwelijk een vleugel geschonken aan de Oostenrijkse keizerin Carolina Augusta, een dochter van de Beierse koning Maximiliaan I Josef.
Hij werd “beschouwd als de meest succesvolle pianomaker in München tijdens zijn leven”.
Lipowsky, bijvoorbeeld, prees de kwaliteitskenmerken van Dulcken's instrumenten. Ze hadden “een zuivere sonore toon”, ze hielden “een constante stemming” en konden “de fagote, harp, harmonica etc. imiteren door middel van een vakkundig geïnstalleerd mechanisme.” Ze werden ook gekenmerkt door een “elegante en smaakvolle constructie”, waardoor zijn instrumenten zeer gerespecteerd en welkom waren. In 1815 benadrukte de “Wöchentliche Anzeiger für Kunst- und Gewerbefleiß” het volgende speciale kenmerk van Dulcken's productiemethode in verband met de populariteit van Dulcken's pianofortes. Hier staat geschreven:
”In Betracht des schon großen Absatzes und Rufes seiner Instrumente, hat man ihn zu verschiedenen Malen angegangen, sein Geschäft zu erweitern, und es Fabrikartig zu betreiben; allein er wollte sich nicht dazu verstehen, indem er der Meinung ist, daß wenn gute und dauerhafte Instrumente geliefert werden sollen, das Innere derselben, die Hauptsache, nur durch E i n e Hand gehen müsse; dahingegen in mehreren Klavierfabriken ein jeder Arbeiter ein sogenannter Fertigmacher ist, wobey freylich die Geschwindigkeit der Herstellung und der Gewinn größer ist, aber die Instrumente auch oft ungleich
und unvollkommen ausfallen.”
De Stichting Musick’s Monument is het “Dulcken, drie generaties clavecimbel & fortepiano bouwers” project gestart.
Uit het genealogisch onderzoek van Hans Meijer naar zijn voorouders kwam Jan Dulken, geboren te Hasselt, te voorschijn.
GETROUWD TE AMSTERDAM
GEBOREN TE HASSELT OVERIJSSEL 26-12-1768
Johannes (Jan) Dulken zijn vader was Johan Lodewijk Dulcken en zijn grootvader Johan Daniël Dulcken. Johannes (Jan) Dulcken zijn broer Louis Dulcken.
Henk Poelarends heeft het onderzoek in het Hasselt’s archief gerealiseerd waaruit deze publicatie voortgekomen is.
The Musick's Monument Foundation has launched the ‘Dulcken, three generations of harpsichord & fortepiano builders’ project.
Die Stiftung Musick's Monument hat das Projekt „Dulcken, drei Generationen von Cembalo- und Hammerflügelbauern“ gestartet.